Informatie

Informatiebehoefte waterafvoer

Afvoerinformatie van watersystemen of gedeeltes daarvan kunt U gebruiken voor:
- het operationele beheer ervan, zoals het signaleren en aanpakken van waterschaarste of -overlast, al dan niet met behulp van BOS (beslissingsondersteunende systemen) of geautomatiseerde draaiboeken voor hoogwatersituaties;
- het maken van trendanalyses van de ontwikkeling van afvoergegevens. Deze worden gebruikt bij watersysteem- en scenariostudies, modelstudies en hij het bepalen van benodigde meetfrequenties;
- het analyseren van wateroverlast of -tekorten en zo nodig streefpeilen aan te passen;
- waterrapportages die bijv. waterschappen aan de provincie moeten leveren en waarin onder weer moet staan bij welke afvoeren wateroverlast of -schaarste is opgetreden en beregeningsverboden zijn ingesteld;
- het beantwoorden van vragen door of voor derden betreffende historische en actuele afvoergegevens.

Meetstrategie afvoeren

In open water wordt gemeten op de in- en uitstroompunten en op belangrijke splitsingspunten. Daarnaast zijn er afvoermetingen nodig op punten waar vrachten worden berekend of debiet proportioneel bemonsterd moet worden. In vrij afwaterende regionale systemen kunnen afvoeren worden gemeten op elk uitlaatpunt van een deelstroomgebied of afwateringseenheid. In peilbeheerste gebieden kan in elk bemalingvak tenminste één meetpunt worden gekozen waar zowel peil, aan- als afvoer wordt gemeten. Metingen vinden voornamelijk plaats bij een gemaal, inlaatduiker, sluis of stuw. Het is ook mogelijk meetapparatuur op vrije lozingspunten te plaatsen zonder dat er kunstwerken aanwezig zijn. Belangrijk bij de meting van afvoeren is de locatiekeuze en de meetmethodiek. Afhankelijk van de omstandigheden kan voor verschillende meetmethoden worden gekozen.

Hoe nauwkeurig een afvoermeting moet zijn, hangt af van het meetdoel. Voor monitoring en hydrologische modellering geldt dat metingen 5-10% mogen afwijken van de werkelijke afvoer. Voor operationele toepassingen mag de afwijking wat groter zijn omdat beheerders hun beslissingen daarbij niet alleen op absolute waarden baseren, maar ook op trends.

Voor alle wateren geldt dat locaties representatief moeten zijn. Ten slotte geldt voor alle locaties dat ze op praktische plekken moeten worden gekozen dus goed bereikbaar zijn en bij voorkeur voorzien van elektriciteit.
In riolering kunnen op persleidingen sensoren worden geplaatst die de hoeveelheid rioolwater door de persleiding meten. In vrij verval riolering kan afhankelijk van de vulgraad met elektromagnetische sensoren en/of met radar het debiet worden bepaald.

Meetfrequentie

De benodigde meetfrequentie hangt af van het doel van de metingen. Voor algemeen gebruik (onderzoek of evaluatie), voor de beschrijving van een watersysteem of het berekenen van vrachten volstaat een dag- gemiddelde. Voor operationele toepassingen is een hogere frequentie nodig. Op basis van de opgeslagen waarden worden daggemiddelde berekend. Voor welke frequentie ook gekozen wordt, het is belangrijk om in ieder geval equidistant te meten. Niet-equidistante meetreeksen kunnen beperkt in modellen worden verwerkt of toegepast.

Debiet proportioneel bemonsteren

Op basis van de debietmeting is het mogelijk een signaal te genereren nadat een bepaalde van tevoren in te stellen hoeveelheid is gepasseerd. Naar aanleiding van dit signaal kan er debiet proportioneel worden bemonsterd.